De geschiedenis van Bordeaux wordt weerspiegeld in de classificatie van zijn wijnen. De lijst is niet zomaar een rangschikking van châteaus, maar laat zich lezen als een geschiedenisboek over de streek zelf, over de wijnhandel die zo veel welvaart bracht en natuurlijk over de châteaus.

Door zijn ligging aan de oevers van de Garonne was Bordeaux vanaf het prille begin tot de handel voorbestemd. De stad was een Romeinse overslagplaats waar wijn uit de binnenlanden op schepen werd geladen om naar Italië te worden vervoerd.

Zelfs toen de wijnbouw in de directe omgeving van Bordeaux aan betekenis won, bleef de stad op de overzeese afzetmarkt georiënteerd, wat mede te wijten was aan het feit dat de binnenlandse handel op een groot probleem stuitte. De meeste Franse afnemers van wijnen van die kwaliteit waren van adel en verbleven aan het hof. Door de grote afstand tussen Bordeaux en Parijs werd er veel belasting op het transport geheven. Voor leden van de hoofdstedelijke adel was wijn uit de Bourgogne of de Champagne veel goedkoper, omdat op de producten uit deze dichter bij Parijs gelegen wijnbouwgebieden minder belasting werd geheven.

De wijnhandel in de Bordeaux heeft dus altijd een internationaal karakter gehad. In de 18de eeuw ging de wijn hoofdzakelijk naar Britse en Hollandse afnemers. Die internationale klantenkring heeft grote invloed gehad op de richting waarin het karakter en de kwaliteit van de wijn zich ontwikkelden.

De Hollanders deden dat echter op een andere manier dan de Britten. De Hollanders wilden vooral een gunstige prijs; kwaliteit was van ondergeschikt belang. Het leeuwendeel van de aangekochte wijn ging op transport naar de koloniën en het was niet ondenkbaar dat de wijn merkbaar aan kwaliteit had ingeboet voordat de eindbestemming was bereikt. Om de wijn tijdens de lange reis goed te houden en rustig te laten rijpen, ontwikkelden Hollandse kooplui allerlei technieken. Zo brandden ze zwavel in de lege fusten alvorens die met wijn te vullen. Dat was eeuwen voordat Louis Pasteur ontdekte welke bacteriën voor het bederf van wijn verantwoordelijk waren. Zonder de wetenschappelijke achtergrond te kennen, hadden de Hollanders dus proefondervindelijk vastgesteld dat wijn in een met zwavel ontsmet vat langer kon worden bewaard. Op die manier bewezen de Hollanders dat bordeaux niet per se jong behoefde te worden gedronken; sterker nog, dat rijping een bordeaux ten goede kwam.

De Britse wijnliefhebbers stelden geheel andere eisen. De wijn was voor eigen consumptie bestemd, bevond zich verhoudingsgewijs korte tijd op zee en de afnemers stelden dus de hoogste eisen aan de kwaliteit van de wijn. Bovendien was er in adellijke kringen zoveel vraag naar bordeaux dat de prijs van het edele vocht maar bleef oplopen. In de jaren 1640 hoefde een klant maar om médoc te vragen om de best mogelijke wijn te krijgen; prijslijsten uit die periode tonen aan dat wijnen uit de Bordeaux ingedeeld waren in dezelfde wijnzones die we ook nu nog kennen. Maar de klanten werden mettertijd kritischer in het bepalen van hun keuzes en gaven steeds vaker de voorkeur aan wijn uit een select groepje gemeentes dat had bewezen over superieure productietechnieken te beschikken. We zien dan ook dat sommige graves vanaf de tweede helft van de 17de eeuw onder de aanduiding pessac in de lijsten verschijnen.

In een tijdsbestek van enkele tientallen jaren waren de Britten steeds kritischer op de herkomst van hun wijn geworden. Nadat ze eerst hun begerig oog op bepaalde gemeentes hadden laten vallen, richtten ze hun aandacht op producenten die zich in kwalitatief opzicht van hun buren onderscheidden. Men gaat er algemeen van uit dat dit laatste proces in gang is gezet door een commercieel initiatief van Arnaud de Pontac, de eigenaar van Haut-Brion. Na de grote brand van 1666 in Londen stuurde Pontac zijn zoon tijdens de wederopbouw naar de Britse hoofdstad om er een wijnlokaal te openen waar alleen Haut-Brion werd verkocht. The Pontac’s Head en de wijn die er werd verkocht, hadden in gegoede kringen al snel faam verworven en binnen afzienbare tijd was het de gewoonte geworden naar bordeaux van een bepaald château te vragen. Tegen het eind van de 17de eeuw nam de Britse klant al geen genoegen meer met een pessac, maar vroegen ze de wijnhandelaar hun kelders met Haut-Brion te vullen.

Maar Haut-Brion was niet het enige huis dat profiteerde van de merkherkenning onder zijn Britse klanten. Drie châteaus volgden het voorbeeld van Haut-Brion en kozen voor een geheel eigen identiteit: Margaux, genoemd naar de gelijknamige gemeente, Latour en Lafite uit de omgeving van Pauillac.

Thomas Jefferson

Deze vier châteaus hadden hun faam aan de absolute topkwaliteit van hun wijnen te danken en de groeiende vraag ernaar dreef de prijs naar voor andere bordeauxs onbereikbare hoogten. Haut-Brion, Margaux, Latour en Lafite schiepen op deze manier hun eigen handelscategorie, beter bekend als «premiers crus».

Tegen het midden van de 18de eeuw waren meer eigenaars tot het inzicht gekomen dat kwaliteitsverbetering een lonende strategie was en trachtten ze wijn te produceren die bij gefortuneerde Britse vinofielen in de smaak viel. Sommige producenten slaagden erin een goede marktpositie te veroveren, maar bereikten nooit de ijle hoogten van de eerste vier cru’s. Deze châteaus bewogen zich op een iets lager prijsniveau en noemden zich «deuxièmes crus».

Deze categorie omvatte toentertijd een tiental bezittingen. In diezelfde periode traden ook andere châteaus uit de anonimiteit van hun gemeenten, zonder evenwel de statuur van de eerste en tweede cru’s te benaderen. Ze baanden het pad voor toekomstige wijnen die dankzij hun kwaliteit een plaatsje in die prille indeling van cru’s veroverden.

Toen Thomas Jefferson in het voorjaar van 1787 in Bordeaux voet aan land zette, had zich een categorie ‘troisièmes crus’ uitgekristalliseerd. Het commercieel succes van deze categorie zette een volgende groep châteaus ertoe aan zich een plaats er net onder te verwerven. In prijslijsten uit de jaren 1820 zijn duidelijk de contouren van een classificatie te herkennen. De ‘quatrièmes crus’ verschijnen ten tonele terwijl de derde categorie met nieuwe namen wordt verrijkt. In het begin van de jaren 1850 telt de dan nog officieuze commerciële rangorde van zestig châteaus vijf duidelijk van elkaar gescheiden niveaus.

De uitzonderlijke kwaliteit van de vier domeinen zorgde voor de bekendheid van hun namen en voor de enorme vraag naar deze wijnen waarvan de prijzen ongekend hoog waren. Geen enkele andere Bordeaux-wijn bereikte deze prijzen. Haut-Brion, Margaux, Latour en Laffite creëerden aldus hun eigen categorie, bekend onder de benaming «premiers crus ».

De marktprijs van de wijn was bepalend voor de notering van een producent op de lijst. Het laat zich raden dat het in de eerste helft van de 19de eeuw steeds vaker voorkwam dat de aanvankelijke plaats in de rangschikking in geen verhouding meer tot de werkelijke geproduceerde kwaliteit stond. En die discrepantie bestaat nog steeds: bepaalde wijnen uit de ene categorie worden verkocht voor prijzen die normaal gesproken alleen voor cru’s uit een hogere worden betaald.

Op deze manier heeft een commercieel klasseringsysteem vorm gekregen, van boven naar beneden, uitgebreid met steeds nieuwe namen en meebewegend op het ritme van de markt. Waren aan het begin van de 17de eeuw graves nog de best verkochte wijnen, toen de Médoc eenmaal aan zijn roeping van wijndistrict van wereldfaam had beantwoord, kregen médocs het meeste succes (en de bijbehorende prijsstelling). Halverwege de 19de eeuw kon alleen een Haut-Brion nog tippen aan het commerciële succes van de médocs, waarmee het huis de enige graves was die een plek in het topklassement waardig was. Geen enkel ander wijndistrict in de Bordeaux kon zich erop beroemen wijnen te produceren die kostbaar genoeg waren om tot dit illustere gezelschap te mogen toetreden.

Eerste zicht op de haven van Bordeaux: genomen vanaf de kant van Salinières –  Joseph Vernet

Deze classificatie was een toetssteen voor de lokale wijnhandel en alle betrokken partijen – eigenaars, handelaars en courtiers – wisten precies welke positie de verschillende châteaus op de lijst innamen. Maar de lijst vond zijn weg naar een breed publiek en genoot ook buiten de selecte groep ingewijden groot gezag. In de 19e eeuw werd hij overal geciteerd, vooral in boeken speciaal geschreven voor wijnliefhebbers. Zo wordt de indeling vermeld in Topographie de tous les vignobles connus van André Jullien (1816), The history of ancient and modern wines van Alexander Henderson (1824) en A history and description of modern wines van Cyrus Redding (1833). De classificatie had zelfs invloed op de binnenlandse politiek van verschillende landen en staat bijvoorbeeld vermeld in het Second report uit 1835 van het Britse parlement ‘on the commercial relations between France and Great Britain: silks and wine’ en in een door de Franse minister van Landbouw en Handel gelast onderzoek getiteld Culture viticole, évaluation de la production de 1847 et 1848.

En de almaar langer wordende lijst châteaus maakte bovendien haar opwachting in een snel groeiend aantal reisgidsen, zoals vanaf 1825 in opeenvolgende uitgaven van Le Guide de l’étranger en ten slotte in Charles Cocks’ Bordeaux: its wines and the claret country uit 1846, dat later zou verschijnen onder de titel Bordeaux and its wines en vooral bekendheid geniet als de ‘Bijbel van Bordeaux’. Iedere keer dat de lijst ergens in druk verscheen, namen de eigenaars, négociants en courtiers de markt de maat en werden de klanten in hun opvatting gesterkt dat ze met een bordeaux een wijn van topklasse in huis haalden.

Producenten zwollen van trots wanneer hun château het predikaat ‘cru classé’ kreeg, maar het systeem had ook een duidelijk praktisch voordeel. Wanneer in het voorjaar de nieuwe oogst op de markt kwam, raadpleegden zowel producenten als négociants de lijst om de prijs vast te stellen. De toekomst van de belangrijkste economische activiteit van het grootste departement van Frankrijk hing van het ordentelijk verloop van die onderhandelingen af. Wanneer honderden handelaars en duizenden producenten ieder jaar opnieuw over de prijs van hun product hadden moeten onderhandelen, was het hele systeem als een kaartenhuis ineengestort. De classificatie was een precisie-instrument waarmee het onderhandelingsproces kon worden gestroomlijnd.

Het was een tabel waaruit eenvoudig de prijsontwikkeling over een groot aantal jaren kon worden afgelezen, een startpunt voor de onderhandelingen en een handige rekenhulp bij de vaststelling van prijzen van een nieuwe jaargang. Wanneer de wijn van een bepaald château normaal gesproken als troisième cru werd verkocht en de prijs voor wijnen in die categorie gemiddeld honderd franc bedroeg, konden koper en verkoper dat bedrag als basis voor verdere onderhandelingen nemen.

Het was – en is – niet ongebruikelijk dat producenten, zeker wanneer er voor een bepaald bod nog geen referentiekader was, met het op de markt brengen van een nieuwe jaargang wachtten tot ze een idee van de reactie van de markt op de beoogde prijsstelling hadden.

Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1855 in Parijs werd uit alle Franse regio’s en uit alle delen van de wereld een keur aan producten naar de hoofdstad gehaald. Bordeaux zond een aantal zorgvuldig door de Kamer van Koophandel geselecteerde wijnen. De organisatoren zagen zich echter voor een netelig probleem geplaatst: de selectie omvatte slechts zes flessen per château, net genoeg voor een bescheiden presentatie en een beperkte proefsessie voor het jurycomité. De duizenden bezoekers van de wereldtentoonstelling zouden dus zelf niet met de bijzondere kwaliteit van bordeaux kunnen kennismaken en zouden genoegen moeten nemen met de aanblik van netjes in rijen opgestelde flessen en een gedetailleerde kaart van de Bordeaux, die inzicht moest verschaffen in de rijke schakering aan kwaliteitswijnen die de verschillende productiegebieden konden leveren. Bij de kaart zat een beschrijving van de grootste wijnen, in opdracht van de Kamer van Koophandel opgesteld door het ‘Syndicat de courtiers’, de Vereniging van Wijnmakelaars.

De courtiers waren voor deze taak goed toegerust, want van de drie bij de wijnhandel betrokken partijen – producenten, négociants en courtiers – hadden zij verreweg het beste overzicht. De producenten kenden hun eigen wijn als geen ander, maar hadden een minder goed beeld van wat zich buiten de grenzen van hun wijngoed afspeelde. De négociants waren goed van de markt op de hoogte, maar hadden geen diepgaande kennis van de wijze waarop de wijn die ze verkochten werd geproduceerd. Alleen de courtiers paarden, dankzij hun nauwe banden met de négociants, ruime kennis van de wijngaarden – die ze gedurende het gehele jaar regelmatig bezochten – aan een helder inzicht in de marktverhoudingen.

Zo kon het gebeuren dat de Kamer van Koophandel de Vereniging van Wijnmakelaars op 5 april 1855 schriftelijk verzocht een lijst samen te stellen, ‘van alle rode crus classés van het departement, zo nauwkeurig en compleet mogelijk, met een gedetailleerde specificatie van de categorie waartoe elk afzonderlijk château mocht worden gerekend en van de gemeente waarin het was gevestigd.’ Een maand later zou de wereldtentoonstelling haar poorten openen, dus de courtiers hadden weinig tijd, maar de Vereniging beschikte gelukkig over alle benodigde gegevens en kon ruim binnen de gestelde termijn een lijst met de beste cru’s leveren.

Op 18 april 1855 zag wat bekend is geworden als ‘classificatie van 1855’ het levenslicht. En nu, 150 jaar later, heeft die classificatie in de wereld van de wijn nog hetzelfde gezag.

In de lijst waren niet noodzakelijkerwijs alle wijnen opgenomen die door de Kamer van Koophandel naar Parijs waren afgevaardigd. Sterker nog, de meeste ‘grands crus classés’ waren op de wereldtentoonstelling niet vertegenwoordigd; bij nauwkeurige bestudering van het originele document valt op dat die afwezigheid met het woordje point (‘geen enkele’ of ‘in het geheel niet’) werd aangeduid.

Een château dat het voorafgaande jaar een uitzonderlijk goede wijn had geproduceerd, werd niet vanzelfsprekend in het overzicht opgenomen. Bij de classificatie baseerden de courtiers zich op een beoordeling van verscheidene jaargangen. Alleen een constante kwaliteit verzekerde een château van een plaats in de rangschikking. Een château werd dus pas tot de gelederen van de geklasseerde cru’s toegelaten wanneer het had bewezen op eigen kracht jaar in jaar uit grote wijnen te kunnen produceren.

De classificatie van 1855 kreeg mettertijd meer gezag dan gelijk welke lijst die eraan vooraf was gegaan en was zeer bepalend voor de manier waarop er in de tweede helft van de 19de eeuw over grote bordeauxs werd gedacht. Toch heeft dit historisch referentiekader voor de wijnliefhebber de markt er nooit van weerhouden de prijzen op geleide van de kwaliteitsontwikkeling te herzien. Dat was de onderscheidende kracht van de classificatie van 1855, die het de marktpartijen nooit onmogelijk heeft gemaakt de makers van een mooie wijn op passende wijze te belonen, zoals enkele cru’s in de loop der tijd ook hebben aangetoond. Ook al zijn er in die 150 jaar maar twee wijzigingen in de oorspronkelijke lijst doorgevoerd (de opname van nummer 61 Château Cantemerle als cinquième cru op 16 september 1855, en de promotie van Château Lafite-Rothschild tot de premiers crus in juni 1973), de prijzen hebben al die tijd een getrouw beeld van de kwaliteit geschetst en ieder jaar kan de prijs van een grand cru boven of onder zijn ‘officiële’ klassering uitkomen.

Niemand zal beweren dat het oordeel van de courtiers uit 1855 nog ongewijzigd op de huidige verhoudingen op de wijnmarkt van toepassing is, maar toch heeft de lijst weinig aan betrouwbaarheid ingeboet en bezit ze nog altijd een grote promotionele waarde, niet alleen voor de namen die op de lijst prijken, maar voor de gehele wijnregio. Geen enkel ander wijnbouwgebied ter wereld heeft een dergelijk gezaghebbend classificatie-instrument. Het is een kaart zonder weerga, deugdelijk, compleet en overzichtelijk, die de onervaren wijnliefhebber probleemloos door het wijnlandschap van de Bordeaux gidst. Het etiket ‘grand cru classé van 1855’ is een goudgerande kwaliteitsgarantie.

Zo blijft een anderhalve eeuw geleden door courtiers opgestelde lijst een drijvende kracht in de Bordeaux, mede doordat nieuwe markten – zoals halverwege de 19de eeuw Noord-Amerika en een paar decennia later Azië – aan de hand ervan de kwaliteit en geneugten van wijnen uit de Bordeaux ontdekten.

De classificatie van 1855 viert dit jaar haar 150ste verjaardag en het is duidelijk dat ze een verrijking van de wereld van de wijn is. De lijst zelf en de châteaus die erin vermeld staan vormen een dubbele realiteit die ons zowel lichamelijk als geestelijk in vervoering brengt: een mythe die in een imperfecte wereld de contouren van perfectie schetst in de gedaante van wijnen die vinofielen over de gehele wereld bevrediging schenken.